• sous·chef
  • uit het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord souschef souschefs
verkleinwoord

de souschefm

  1. (beroep) plaatsvervangend chef-kok, in grotere brigades is dit de persoon die de leiding op de werkvloer heeft, terwijl de chef meer organisatorisch bezig is
    • Iedere vrijdagavond dronk ze bier met de koks en een afwasser die iedereen Ali noemde — meer voor het gemak dan omdat het zijn naam was — waarna zij en de chef seks hadden in de keuken van het restaurant, op het roestvrijstalen werkblad van de souschef. [2] 
    • Diep in de Ardennen, op vijftien kilometer van de Franse grens, ligt het dorpje Our, deelgemeente van Paliseul. Dit is de geboortestreek van de jonge dertiger Maxime Collard, ooit nog souschef in De Karmeliet. Hij is zonder meer een van de beste Ardense koks, die op delicate en verfijnde wijze omspringt met wildbereidingen. De schitterende wijnkaart van zijn sommelier Stéphane Dardenne sluit daarbij aan. [3] 
89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weijers, Niña
    De consequenties [2014] ISBN 978-90-254-4563-8 pagina 80
  3. de Standaard VRIJDAG 10 NOVEMBER 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be