Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vak·bonds·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakbondsleider vakbondsleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakbondsleiderm

  1. (economie) bestuurder van een vakbond
     Een andere vakbondsleider, David Le Bars van SCPN-UNSA, erkende dat "onwettig handelen" van agenten bestraft moet worden. Als voorbeeld haalde hij een video aan waarin een agent in Toulouse een demonstrant bewust lijkt te laten struiken. Dat filmpje zorgde voor veel beroering.[2]
     Volgens de krijgsraad zijn opzet en voorbedachte raad voldoende bewezen. Het vonnis over Bouterse telt 120 pagina's. "Verdachte Bouterse bepaalde het beleid. Hij was de machtigste man binnen het leger en toonde dat door Derby weg te sturen." Daarmee doelt de krijgsraad op het wegsturen van Fred Derby, een vakbondsleider die als enige het drama kon navertellen.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Macron spreekt zich uit tegen politiegeweld bij protesten: ethiek moet beter” (Woensdag 15 januari 2020, 10:58), NOS
  3.   Weblink bron “Twintig jaar cel voor Surinaamse president Bouterse” (Vrijdag 29 november 2019, 13:54), NOS