Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vak·bond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakbond vakbonden
verkleinwoord vakbondje vakbondjes

Zelfstandig naamwoord

de vakbondm

  1. vakvereniging van werknemers, meestal uit dezelfde vaksector, die de belangen van het vak en haar leden wil behartigen
    • Word nu lid van de vakbond! 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen