Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vak·bonds·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakbondsvrouw vakbondsvrouwen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakbondsvrouwv

  1. vrouw die in dienst is van de vakbond
     Het besluit volgt op een week vol commotie rond Krol en het AOW-standpunt van 50Plus. De komende veertien dagen zullen Martin van Rooijen (plaats 3) en oud-vakbondsvrouw Corrie van Brenk (4) vaker naar voren worden geschoven. De nummer 2 van de lijst, Léonie Sazias, is uitgevallen na een operatie.[1]
     Vakbond FNV schat dat 85 tot 90 procent van de chauffeurs in de regio's het werk heeft neergelegd. "In Limburg en Friesland rijden helemaal geen bussen meer", zegt vakbondsvrouw Paula Verhoef.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Agenda Henk Krol uitgedund” (Dinsdag 28 februari 2017, 15:26), NOS
  2.   Weblink bron “Opnieuw stakingen in het streekvervoer” (Donderdag 31 mei 2018, 09:10), NOS