Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • club·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord clubleider clubleiders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de clubleiderm

  1. aanvoerder van een club; hoogste functionaris bij een club
     Kuipers wil dat er in zijn zaak bijna honderd getuigen worden gehoord, onder wie wethouder Arends en oud-burgemeester Bijl van de gemeente Emmen. De voormalige motorclubleider zegt dat zij kunnen verklaren dat er jarenlang een goede verstandhouding is geweest tussen No Surrender en de gemeente.[1]
     Afgelopen maart zijn er twee aanslagen gepleegd op de woning van de clubleider. Beide keren was een explosief gebruikt.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Henk Kuipers stopt als 'World Captain' bij motorclub No Surrender” (07-07-2018), NOS
  2.   Weblink bron “Noodverordening na vrijlating motorclubleider” (04-12-2014), NOS