eileider
- ei·lei·der
- samenstelling van ei zn en leider zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eileider | eileiders |
verkleinwoord | eileidertje | eileidertjes |
de eileider m
- (anatomie) deel van de geslachtsorganen van de vrouw
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
1. deel van de geslachtsorganen van de vrouw
- Het woord eileider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eileider" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be