vagina
- va·gi·na
- van Latijn vagina "schede", in de betekenis van ‘schede’ voor het eerst aangetroffen in 1722 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vagina | vagina's |
verkleinwoord | vaginaatje | vaginaatjes |
- (anatomie) (seksualiteit) vrouwelijke geslachtsorgaan dat de baarmoeder met de buitenkant van het lichaam verbindt
- Indien u last krijgt van de vagina dient u bij een dokter langs te gaan.
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
1. het vrouwelijke geslachtsorgaan
- Het woord vagina staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vagina" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ vagina op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "vagina" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vagina
- va·gi·na
- uit het Nederlands "vagina"
vagina
vagina
vagina
enkelvoud | meervoud |
---|---|
vagina | vaginas |
vagina v
enkelvoud | meervoud |
---|---|
vagina | vaginas |
vagina v