foef
- foef
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | foef | foefen |
verkleinwoord | foefje foefke |
foefjes foefkes |
- (vulgair) vagina
- truc, handigheidje
- Dit werkt niet. Weet jij daar een foefje voor?
- uitvlucht, een (kleine) leugen, valse mededeling, drogreden, smoes
- [3] Iemand een foefke vertellen.
iemand iets wijs maken
- Het woord foef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foef" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be