mossel
- mos·sel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weekdier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1253 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mossel | mosselen mossels |
verkleinwoord | mosseltje | mosseltjes |
- (tweekleppigen) (voeding) Mytilus edulis , een eetbaar tweekleppig schelpdier
- Amerikaanse boormossel, Aziatische korfmossel, Aziatische mossel, baardmossel, Bataafse stroommossel, beekparelmossel, bolle stroommossel, brakwatermossel, diepwatermossel, doffe erwtenmossel, driehoekige erwtenmossel, driehoeksmossel, dwergerwtenmossel, eendenmossel, Egyptische korfmossel, fijngestreepte erwtenmossel, fraaie erwtenmossel, gebogen traliemossel, gekielde eendemossel, gemaskerde erwtenmossel, geoorde eendemossel, geplooide eendemossel, geplooide erwtenmossel, gestreepte eendemossel, gewone paardenmossel, gladde erwtenmossel, glanzende erwtenmossel, grote eendenmossel, grote steekmossel, hoekige erwtenmossel, kleine boormossel, kleine paardenmossel, platte zwanenmossel, quaggamossel, riviererwtenmossel, rivierparelmossel, ruwe boormossel, ruwe eendemossel, samengedrukte erwtenmossel, scheve erwtenmossel, schildersmossel, sphaeriumvormige erwtenmossel, stompe erwtenmossel, stralende paardenmossel, toegeknepen korfmossel, vijvermossel, witte boormossel, zwanenhalsmossel, zwanenmossel
- bodemmossel, boormossel, commissarismossel, eendemossel, erwtenmossel, ganzenmossel, hamermossel, hammossel, kammossel, korfmossel, paardenmossel, parelmossel, reuzenmossel, riviermossel, slijkmossel, steekmossel, steenmossel, stroommossel, telmossel, traliemossel, verfmossel, vijlmossel, zeemossel, zoetwatermossel
- mosselkreeftjes, mosselmosdiertje, mosselslurpertje
- mosselachtig, Mosselbaai, mosselbank, mosselboot, mosselbouillon, mosselcocktail, mosselcultuur, mosseldop, mosseleffect, mosselengif, mosselfabriek, mosselfeest, mosselfestijn, mosselgeld, mosselgelei, mosselhengst, mosselhoer, mosselhuis, mosselkookvocht, mosselkraam, mosselkrabber, mosselkrabbetje, mosselkraker, mosselkreeft, mosselkreek, mosselkroket, mosselkruier, mosselkweek, mosselkweker, mosselkwekerij, mosselman, mosselmeid, mosselnat, mosselpan, mosselparasiet, mosselpellerij, mosselperceel, mosselplaat, mosselplant, mosselplantje, mosselput, mosselsaus, mosselschelp, mosselschuit, mosselsector, mosselseizoen, mosselsoep, mosselsouper, mosselteek, mosselteelt, mosselteler, mosselton, mosselvangst, mosselveld, mosselvergiftiging, mosselvisser, mosselvisserij, mosselvlees, mosselvloot, mosselvocht, mosselvoet, mosselvrouw, mosselwagen, mosselwijf, mosselzaad, mosselziekte, mosselzij, mosselzijde, mossellijm, mossellijn
- Indien mossel wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep mossels zie dan Hyponiemen mossels
1. Mytilus edulis, een eetbaar tweekleppig schelpdier
- Het woord mossel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mossel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "mossel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be