Nederlands

 
Met accessorisch schelpstuk
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • wit·te boor·mos·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord witte boormossel witte boormossels
verkleinwoord wit boormosseltje witte boormosseltjes

Zelfstandig naamwoord

de witte boormosselv / m

  1. (tweekleppigen) Barnea candida   een in zee levend tweekleppig weekdier behorend tot de familie van de Boormossels
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie