mosselhoer
- Geluid: mosselhoer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɔsəlˌhur / (3 lettergrepen)
- mos·sel·hoer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mosselhoer | mosselhoeren |
verkleinwoord | mosselhoertje | mosselhoertjes |
de mosselhoer v
- (scheldwoord) vrouw die voor een geringe beloning tot seks bereid is
- Het woord 'mosselhoer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ mosselhoer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Levis, E."Van alle markten thuis. Deel IX. De vismarkt." in: Ghendtsche tydinghen jrg. 18 nr. 2 (maart 1989) Heemkundige en historische kring Gent V.Z.W., Gent; p. 112; geraadpleegd 2018-12-06
- ↑ Rusting, S. vanAran en Titus, of wraak en weer-wraak: koddig treurspel (1710) Jan van Heekeren & Jan Graal, Amsterdam; p. 12; (oudste vindplaats op Google books) geraadpleegd 2018-12-06