• mos·sel·hoer
enkelvoud meervoud
naamwoord mosselhoer mosselhoeren
verkleinwoord mosselhoertje mosselhoertjes

de mosselhoerv

  1. (scheldwoord) vrouw die voor een geringe beloning tot seks bereid is
    • "Een mosselhoer" was een publieke vrouw die op de openbare weg de mannen aansprak en zich gaf tegen de prijs van een mandeke mossels, dus zeer goedkoop. [3]
    • Bemin je lui een Maagt, wiens vaar
      Ons flus noch voerde aan 't brant-altaar?
      Je ziet wel dat die Mosselhoer
      Verlieft is, op des Kyzers broer.
       [4]