Reyers, bekend om objecten die hij met mosselen en zwammen laat begroeien, leerde De Ruijter kennen toen die op een gekraakte boerderij woonde waar hij met vliegerende robotcameraatjes fotografeerde en ’s nachts de koeien met een bouwlamp uitlichtte. Daar moest hij meer van weten. Nu de vliegeraar en de mosselman samen exposeren, zie je hoe hun blik overlapt: beiden ontleden het landschap door perspectieven te wisselen. Ze maken weidse foto’s en films, zonder gebruikelijke horizon, ondersteboven en eindeloos. Dat maakt de tentoonstelling zowel geeky als rustgevend. [2]