Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baar·moe·der·hals
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baarmoederhals baarmoederhalzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de baarmoederhalsm

  1. (biologie) smal en buisvormig gedeelte van de baarmoeder dat aan een kant in de vagina eindigt en aan de andere kant overgaat in het baarmoederlichaam
    • Het uitstrijkje van de baarmoederhals. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
onderlichaam van een vrouw (in doorsnede)
 
1  eileider  · 2  eileiderfranje  · 3  blaas  · 4 schaambeen  · 5  g-plek  · 6  urinebuis  · 7  clitoris  · 8  voorhof  · 9  binnenste schaamlippen  · 10  buitenste schaamlippen  · 11  eierstok  · 12  dikke darm  · 13  baarmoeder  · 14  schedegewelf  · 15  baarmoederhals  · 16  endeldarm  · 17  vagina  · 18  anus  · 19  klier van Bartholin 
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie