Mes met schede [1]
  • sche·de
  • In de betekenis van ‘omhulsel’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • De overdrachtelijke betekenis (2) voor het eerst aangetroffen in de 17e eeuw [2]
  • Van Middelnederlands scheide [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schede schedes
scheden
verkleinwoord schedetje schedetjes

de schedev / m

  1. (militair) een houder waarin men een zwaard of mes kan steken
  2. (anatomie) opening van de vrouwelijke geslachtsorganen
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]