• an·ders·va·li·de
enkelvoud meervoud
naamwoord andersvalide andersvaliden
verkleinwoord

de andersvalidev / m

  1. (eufemisme) iemand met een geestelijke of lichamelijke handicap
     Rellen tijdens match andersvalide Duivels;[1]
     In de jaren negentig ontstaan diverse groeperingen die opkomen voor burgerrechten voor mensen met een handicap. Aanvankelijk zetten zij zich af tegen het medisch model dat invaliditeit waardeert. De term 'mindervalide' duidt dan ook niet zozeer op de lichamelijke of geestelijke beperking, maar op de veroordeling door de maatschappij tot minderwaardigheid. Andersvalide is een reactie op deze evolutie, en is eerder eufemistisch bedoeld, soms ook cynisch.[2]
  1.   Weblink bron “Interland eenbenigen loopt uit op vechtpartij” (Zondag 2 juni 2013, 09:52), NOS
  2.   Weblink bron “Handicap (medisch)”, Wikipedia