gehandicapte
- ge·han·di·cap·te
- Afgeleid van gehandicapt met het achtervoegsel -e.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gehandicapte | gehandicapten |
verkleinwoord |
- iemand met een beperking van lichamelijke, verstandelijke, psychische en/of sociale aard
- Chronisch zieken en gehandicapten worden onevenredig hard getroffen door de nieuwe bezuinigingen.
- gehandicaptenbeleid, gehandicaptenkaart, gehandicaptenorganisatie, gehandicaptenparkeerkaart, gehandicaptenraad, gehandicaptensector, gehandicaptensport, gehandicaptentoilet, gehandicaptenvervoer, gehandicaptenzorg
1. iemand met een beperking van lichamelijke, verstandelijke, psychische en/of sociale aard
vervoeging van: | handicappen… |
gehandicapte
- verbogen vorm van gehandicapt, voltooid deelwoord van handicappen
gehandicapte
- verbogen vorm van de stellende trap van gehandicapt
- Het woord gehandicapte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gehandicapte" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be