gehandicaptenkaart

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·han·di·cap·ten·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gehandicaptenkaart gehandicaptenkaarten
verkleinwoord gehandicaptenkaartje gehandicaptenkaartjes

Zelfstandig naamwoord

de gehandicaptenkaartv / m

  1. een bewijs dat men gehandicapt is en daar door bepaalde rechten heeft
    • Hij mocht op een parkeerplaats voor gehandicapten parkeren omdat hij een gehandicaptenkaart had. 

Gangbaarheid