gehandicaptenkaart
- ge·han·di·cap·ten·kaart
- samenstelling van gehandicapte en kaart met het invoegsel -n-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gehandicaptenkaart | gehandicaptenkaarten |
verkleinwoord | gehandicaptenkaartje | gehandicaptenkaartjes |
- een bewijs dat men gehandicapt is en daar door bepaalde rechten heeft
- Hij mocht op een parkeerplaats voor gehandicapten parkeren omdat hij een gehandicaptenkaart had.
- Het woord 'gehandicaptenkaart' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.