Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Ale


  • ale
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord ale ales
verkleinwoord aletje aletjes

[A] de alem

  1. Engels bier
     Hij deelde dan zijn befaamde root-beer-float Trail Magic uit: een wonderlijk Amerikaans gerecht dat bestond uit een bolletje vanille-ijs in een plastic bekertje met root-beer (een soort ginger ale).[5]
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord ale -
verkleinwoord - -

[B] de alev

  1. vocht dat uit de mest loopt


  • ale
  • Ontleend aan het Engelse zelfstandige naamwoord ale, dat van het Oudengelse woord "alu" komt, dat weer met het Deense zelfstandige naamwoord øl verwant is
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ale     alen     ales     alene
alesenes  
genitief   ales     alens     ales'     alenes
alesenes  

ale

  1. (drinken) ale


ale

  1. vleugel


ale

  1. maar


ale

  1. (drinken) ale; een Engelse biersoort


  • IPA: /aːl/, /aːlə/
  • Afgeleid van het Angelsaksische ealu

ale

  1. ale


  • Afgeleid van het Oudnederlandse *alo

ale o

  1. (drinken) aal; licht bier


ale

  1. maar


ale

  1. maar


ale

  1. maar

ale

  1. (drinken) ale; een Engelse biersoort


  • Afgeleid van het Middelengelse ale

ale

  1. (drinken) ale


  • ale

ale

  1. maar

ale

  1. maar; versterkt de uitdrukking, meestal bij verrassing, bewondering of waardering

ale

  1. (drinken) ale; een Engelse biersoort


 
ale in Sitelen Pona
  • a·le

ale

  1. alles
  2. bestaan
  3. universum

ale

  1. elke, ieder

ale

  1. (in samengestelde getallen) honderd


  • ale
  • Afgeleid van het woord a en het voegwoord -li

ale

  1. maar, echter; een tegenstelling uitdrukkend
    «Byla krásná, ale zlá.»
    Zij was mooi, maar slecht.
  2. maar, maar toch; een gradatie uitdrukkend
    «Asi nebudete schopna mi poradit, ale i tak to zkouším.»
    Waarschijnlijk kunt u mij niet adviseren, maar ik probeer het toch.
  3. echter; in een eenvoudige zin
    «Jako vládce ale činil náhlá rozhodnutí.»
    Als heerser maakte hij echter plotselinge beslissingen.

ale

  1. maar; de positie van de spreker uitdrukkend
    «Ale mám tě rád.»
    Maar ik hou wel van je.

ale

  1. (vaak twee keer achter elkaar: ale, ale) maar; drukt verbazing, onenigheid of ongenoegen uit
    «Ale, ale, copak se děje?»
    Maar, maar, wat gebeurt er hier?
  • Leenwoord uit het Engels

ale monbezield

  1. (drinken) ale; een Engelse biersoort