alle
- al·le
- verbogen vorm van al
alle (indien samengegaan met een telbaar zelfstandig naamwoord)
- elke, geen uitgezonderd
- Alle bewoners van ons flatgebouw hebben daar bezwaar tegen gemaakt.
alle (indien samengegaan zonder een telbaar zelfstandig naamwoord)
- elke, geen uitgezonderd
- Alle vloerbedekking werd verwijderd.
- ▸ Ik heb nog alle tijd om de loterij te winnen.[1]
|
1. elke, geen, uitgezonderd
- Het woord alle staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alle" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer , ISBN 9789025768652
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- al·le
- alle leeg, op
- Das Geld ist alle.
Het geld is op.
- Die Flasche ist alle.
De fles is leeg.
- al·le
Naar frequentie | 65 |
---|
alle, mv (gebruikt met zelfstandig naamwoord)
- meervoudsvorm van all
- i alle fall
minstens , tenminste; in elk geval
alle, mv (gebruikt zonder zelfstandig naamwoord)
- meervoudsvorm van all
- alle sammen
met z'n allen
- al·le
alle, mv (gebruikt met zelfstandig naamwoord)
- meervoudsvorm van all
- i alle fall
minstens , tenminste; in elk geval
alle, mv (gebruikt zonder zelfstandig naamwoord)
- meervoudsvorm van all
- al·le
all | m | v | o | mv |
---|---|---|---|---|
nominatief | aller | alli | all | alle |
datief | allem | aller | allem | alle |
accusatief | aller | alli | all | alle |
alle, mv
- onbepaald meervoud van all
- «Es is schee un aa bedauerlich alle die Blumme un Faahne uff em Karichhoffe zu sehe.»
- Het is mooi en ook triest om alle bloemen en vlaggen op het kerkhof te zien.
- «Es is schee un aa bedauerlich alle die Blumme un Faahne uff em Karichhoffe zu sehe.»