alledaags
- al·le·daags
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | alledaags | alledaagser | alledaagst |
verbogen | alledaagse | alledaagsere | alledaagste |
partitief | alledaags | alledaagsers | - |
alledaags
- gewoon, normaal, niet bijzonder
- De beroemde artiest bleef een alledaags meisje dat normaal bleef doen zonder sterallures en dat wat eigenlijk ook heel bijzonder.
- ▸ Het was te ver verwijderd van de alledaagse werkelijkheid en de realiteit van menselijke emoties, behoeftes en imperfecties.[1]
- ▸ Uit elk rimpeltje op haar alledaagse gelaat sprak opeens medelijden.[2]
alledaags
- partitief van de stellende trap van alledaags
- Dat is iets alledaags...
- Het woord alledaags staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alledaags" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be