allebei
- al·le·bei
- samenstelling van al en bei met het invoegsel -e- [1]
allebei
- alle twee, beiden
- Zij waren allebei bang voor onweer.
- ▸ Na twintig jaar hard werken in glimmende kantoorgebouwen had ik behoefte aan meer natuur en avontuur. De stad is voor inademen en de natuur is om uit te ademen. Je hebt ze allebei nodig.[2]
- ▸ Dat gold in gelijke mate voor allebei hun zonen. In werkelijkheid was het natuurlijk niet helemaal in gelijke mate, dat besefte hij heel goed. Het was een aanzienlijk verschil om zoals zijn zoon Karl uit de oorlog te komen als kapitein van de marinereservisten met een diploma van de Handelshogeschool en verzekerd te zijn van werk in het familiebedrijf of zoals haar zoon Hjalmar een afgedankte sergeant te zijn zonder verdere opleiding. Maar in principe was het hetzelfde, aan klassenverschillen kon je niet veel doen.[3]
- Het woord allebei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "allebei" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ allebei op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be