beiden
- bei·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beiden |
beidde |
gebeid |
zwak -d | volledig |
beiden [3]
beiden
- elk van beide personen
- Hij had beiden een kopie van zijn nieuwe roman gegeven.
- ▸ Hoe pak je de voorbereidingen het beste aan? Simpel, in vier stappen. Besteed de eerste drie maanden aan het overtuigen van je partner dat dit een goed idee voor jullie beiden is.[4]
- Deze vorm wordt alleen zelfstandig gebruikt en verwijst alleen naar personen.
- Het woord beiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beiden" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "beiden" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ beiden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be