• al·le·dag

alledag

  1. gewoon, niet bijzonder, steeds terugkerend
     Ze geeft onze gesprekken inhoud door op een vrolijke manier over het leven van alledag te keuvelen.[2]


96 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]
  1. Troonrede 2016
  2. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be