• wel·va·rend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen welvarend welvarender welvarendst
verbogen welvarende welvarendere welvarendste
partitief welvarends welvarenders -

welvarend

  1. over ruime financiële middelen beschikkend
    • Amsterdam werd na de val van Antwerpen de welvarendste stad in de wijde omtrek. 
     Ïn Zuid-Korea legt de overheid verantwoording af aan de burgers en heeft de bevolking volop economische kansen; het land is zeer welvarend", aldus de Nederlandse uitgever bij het verschijnen van dat boek. "Noord-Korea wordt dictatoriaal geregeerd en kent al tientallen jaren onderdrukking en hongersnood."[1]
vervoeging van: welvaren
verbogen vorm: welvarende

welvarend

  1. onvoltooid deelwoord van welvaren
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


stellend vergrotend overtreffend
welvarend
welvarende
welvarender welvarendste

welvarend

  1. welvarend