alles
- al·les
- genitief van al, misschien beïnvloed door het Duitse alles, in de betekenis van ‘onbepaald voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1] [2]
alles
- al het mogelijke, de gehele verzameling of hoeveelheid zonder uitzondering
- allesbehalve, allesbepalend, allesbinder, allesbrander, allesdrager, alleseter, allesomvattend, allesoverheersend, allesreiniger, allesverwoestend, alleszins
- [1] alles op één kaart zetten
- van allesveel verschillende zaken
- • Hier kun je van alles kopen.
1. al het mogelijke, de gehele verzameling of hoeveelheid zonder uitzondering
- Het woord alles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alles" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ alles op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "alles" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- al·les
alles