• ome·ga
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘laatste letter van het Griekse alfabet’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord omega omega's
verkleinwoord omegaatje omegaatjes

de omegav / m [3]

  1. laatste letter van het Griekse alfabet
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


omega

  1. omega; de Griekse letter ω.