Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·les·bran·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord allesbrander allesbranders
verkleinwoord allesbrandertje allesbrandertjes

Zelfstandig naamwoord

de allesbranderm

  1. kachel die meer soorten brandstof kan verbranden
    • B. Esselink (CDA) heeft telefonisch contact met een boer die zijn gal spuwt over de mestwetgeving. Een bewoonster van Heiloo ergert zich aan voortijdig afgestoken vuurwerk. J. Klein Molenkamp (VVD) maakt melding van overlast door houtkachels en allesbranders. Een Rotterdammer klaagt over de hoge-rendementsketel van zijn buurman, omdat de dampen in zijn tuintje neerslaan. M. Vos (GroenLinks) krijgt vragen over wespennesten en stinkende sloten, Crone over bestrijdingsmiddelen in het gemiddelde voedselpakket. De parlementariërs, die allen voor hun fractie het milieu behartigen, zijn uitgenodigd ter gelegenheid van de honderdduizendste vraag die de Milieutelefoon onlangs te beantwoorden kreeg. De informatielijn dateert van mei 1987, heeft twaalf medewerkers (betaald en onbetaald) in dienst en draait grotendeels op subsidie van VROM.[1] 
Hyperoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC F.G. de Ruiter 20 december 1995