• al·les·be·pa·lend
stellend
onverbogen allesbepalend
verbogen allesbepalende
partitief allesbepalends

allesbepalend

  1. volledig uitmakend wat resultaat is
     Want, benadrukte minister De Jonge die naast Rutte stond, pas zodra er een vaccin is, is corona niet meer allesbepalend. "Optimisten denken dat dat over een half jaar is, pessimisten denken een paar jaar. De waarheid zal ertussenin liggen. Hoe dan ook, zolang er geen vaccin is, is het virus onder ons."[1]
     Bayern-coach Flick heeft op dat vlak minder zorgen. "Jérôme Boateng niet meer de allersnelste. Dat is het wel zo'n beetje. Het zegt genoeg over de kracht van beide teams. Deze wedstrijd wordt intens en is allesbepalend."[2]
  1.   Weblink bron “ (Woensdag 6 mei 2020), NOS
  2.   Weblink bron
    Martijn Visscher
    “Bundesliga wacht 'allesbepalende klassieker tussen verdomd goede teams'” (Dinsdag 26 mei 2020), NOS