• al·les·zins

alleszins

  1. in elk geval
    • We danken u alleszins voor uw bijdrage. 
  2. in ieder opzicht, totaal, helemaal
     We bevielen elkaar wel en het werd een alleszins bevredigende verhouding.[2]
  1. ja, zeker
    • Bent u van plan te komen? -- Alleszins! 
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. alleszins op website: Etymologiebank.nl
  2. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be