duidelijk
- dui·de·lijk
- In de betekenis van ‘gemakkelijk te begrijpen of te zien’ voor het eerst aangetroffen in 1557 [1]
- Naamwoord van handeling van duiden met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | duidelijk | duidelijker | duidelijkst |
verbogen | duidelijke | duidelijkere | duidelijkste |
partitief | duidelijks | duidelijkers | - |
duidelijk
- niet mis te verstaan
- Dit was een duidelijke verklaring van de oorzaak ervan.
- ▸ Duidelijk blijkt dat de diepere betekenis voor ons nog even waardevol is. Voor de viering zullen wij, terugdenkend aan vroeger, zeker veel mogelijkheden vinden.[2]
- goed te herkennen
- Zijn laatste foto gaf de duidelijkste weergave.
- gemakkelijk te begrijpen
- De leraar wist alles duidelijk uit te leggen.
- scherp afgetekend zonder grijstinten
- ▸ Zij grossierde niet bepaald in vormen. Met haar benige, tanige en uitgemergelde gestalte was zij meer iemand van duidelijke en consequente lijnen. Maar zij was in haar etherische hardheid onmiskenbaar fascinerend.[3]
1. niet mis te verstaan
2. goed te herkennen
- Het woord duidelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "duidelijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "duidelijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 7
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 31
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be