Huidig
bestand
448
  • -lijk
  • Van het Middelnederlands -lijc, van het Oudnederlandse -līk, van het Protogermaanse *-līkaz
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen -lijk -lijker -lijkst
verbogen -lijke -lijkere -lijkste

-lijk [2]

  1. het hebben van de karakteristieken (bv. kinderlijk)
  2. in staat zijn tot (bv. redelijk)
  3. toevoeging om van een werkwoord of zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord te maken (bv. gevaarlijk)