• stad·hou·der·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stadhouderlijk stadhouderlijker stadhouderlijkst
verbogen stadhouderlijke stadhouderlijkere stadhouderlijkste
partitief stadhouderlijks stadhouderlijkers -

stadhouderlijk

  1. van de stadhouder of betrekking hebbend op de stadhouder
     " Willen de Engelsen en Pruisen proberen om de prins van Oranje in zijn stadhouderlijke macht te herstellen, of zijn zij alleen gekomen om de Fransen uit de Republiek te verjagen? Geen van de Engelse kapiteins of officieren weet het, zelfs niet wanneer zij, na een paar goede flessen wijn in het huis van een welvarend burger, spraakzaam en mededeelzaam worden.[1]
     Lieve Catharina, het Statengebouw is leeg, het Stadhouderlijk hof is leeg door het vertrek van de Prins met zijn suite naar de allerhoogste waardigheid in Den Haag en veel erger nog: deze ochtend vertrok u naar Klein Lankum.[2]
     Dit zijn maar enkele tot de verbeelding sprekende feiten uit het boek Het grafelijke en stadhouderlijke hof Den Haag, dat vandaag is gepresenteerd. De afdeling archeologie in Den Haag heeft 300 jaar archeologische opgravingen gebundeld en dat geeft een bijzonder gedetailleerd beeld van het leven rond het historische Binnenhof, de plek waar in graaf Floris IV rond 1230 het hof 'Die Haghe' stichtte.[3]


  1. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
  2. Gewassen vlees”   (1994), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9021479737
  3.   Weblink bron “Reigerbotjes, skeletten en knoopje kindsoldaat leggen grafelijk Binnenhof bloot” (Vrijdag 22 januari 2016, 16:29), NOS