• ver·gan·ke·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vergankelijk vergankelijker vergankelijkst
verbogen vergankelijke vergankelijkere vergankelijkste
partitief vergankelijks vergankelijkers -

vergankelijk

  1. niet blijvend, onderhevig aan verval
    • Hun werk is vluchtig, vergankelijk, niets meer dan een momentopname. [4]
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]