• re·de·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen redelijk redelijker redelijkst
verbogen redelijke redelijkere redelijkste
partitief redelijks redelijkers -

redelijk

  1. wat op nuchtere wijze te beredeneren is
    • Als je boos wordt, kun je geen redelijk oordeel vellen. 
  2. de eigenschap bezittend nuchter te redeneren
    • Hij is altijd een redelijk man geweest. 
  3. tamelijk
    • Hij kan zich redelijk goed verstaanbaar maken. 
     Hierdoor moest ik bij de steile stukken voorop, maar ik voelde mij redelijk veilig met mijn spikes en met mijn bijl in de hand.[2]
  4. (economie) van een prijs dat deze niet te hoog is
     In 1989 nam Henriroux de zaak over. 'We zijn trots op onze geschiedenis, maar proberen altijd vooruit te denken', zegt hij. Henriroux opende een hotel en een tweede restaurant waar je goed kunt eten tegen redelijke prijzen.[3]

redelijk

  1. in aanzienlijke mate
    • Het is al redelijk warm geworden. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. redelijk op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be