• bui·ten·re·de·lijk
stellend
onverbogen buitenredelijk
verbogen buitenredelijke

buitenredelijk

  1. (filosofie) niet vatbaar voor menselijke redeneringen, redelijk noch onredelijk
     De stelling dat geloof buitenredelijk is, leidt tot de houdbaarheid van om het even welke religieuze positie, dus tot de specifieke houdbaarheid van geen enkele en dus tot levensbeschouwelijke willekeur.[1]
     Door zowel te twijfelen aan de kracht van de rede als het fenomeen ‘geloof’ te karakteriseren als iets wat buitenredelijk is, creëerde Montaigne in zijn essays een enorme intellectuele vrijheid.[2]
     Ook in de Nicomachische Ethica zet Aristoteles uiteen, hoe de psyche een redelijk en een buitenredelijk deel heeft (I, 13). In het buitenredelijk deel is ten eerste het vegetatieve vermogen, het beginsel der voeding en der groei gevat.[3]
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Freddy Mortier
    “Vraagstukken uit de filosofie van de religie” (2007) op ugent.be
  2.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Tanny Dobbelaar
    “Schrijven met Montaigne” (2005), Ambo, Amsterdam, ISBN 90 263 1915 0, p. 85
  3.   Weblink bron
    Westerman Holstijn, Antonie Johan
    “Streven en waarneming bij paranoide psychosen. Deel I”, proefschrift (1929), J.H. de Bussy, Amsterdam, p. 22