Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dwa·se·lijk
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

dwaselijk [1]

  1. op een vreemde, gekke, dwaze manier zoals past bij een dwaas

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen