geneselijk
- Geluid: geneselijk (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈnesələk / (4 lettergrepen)
- ge·ne·se·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geneselijk | geneselijker | geneselijkst |
verbogen | geneselijke | geneselijkere | geneselijkste |
partitief | geneselijks | geneselijkers | - |
geneselijk
- (medisch) of (figuurlijk) waarvan herstel door behandeling mogelijk is
- ▸ Ook in de Protagoras (…) komt de tegenstelling geneselijk - ongeneselijk voor (…).[3]
- geneeslijk (uitspraakvariant)
- Het woord geneselijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Dirck Volckertszoon Coornhert (ed. Arie-Jan Gelderblom e.a.)“Boeventucht.” (1985), Dick Coutinho, Muiderberg, ISBN 9062836380, p. 51