overduidelijk
- Geluid: overduidelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈovərˌdœydələk / (5 lettergrepen)
- over·dui·de·lijk
- intensiverende samenstelling van over bw en duidelijk bn [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overduidelijk | overduidelijker | overduidelijkst |
verbogen | overduidelijke | overduidelijkere | overduidelijkste |
partitief | overduidelijks | overduidelijkers | - |
overduidelijk
- zo duidelijk dat je er niet aan hoeft te twijfelen
- Daarmee was het overduidelijk geworden dat hij onschuldig was.
- ▸ Hij zat erbij als een man die overduidelijk geen maaltijd oversloeg en die ook voor het overige beter wist dan wie ook wat goed was voor hemzelf en de wereld.[2]
- Het woord overduidelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overduidelijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be