• aan·be·lan·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanbelangen
belangde aan
aanbelangd
zwak -d volledig

aanbelangen

  1. overgankelijk van belang zijn voor iemand
    • Wat mij aanbelangt, mag dit best afgeschaft worden. 
    • Deze gebeurtenis belangde Japan en vooral Satsuma aan omdat de eilandbewoners als onderdeel werden beschouwd van de Satsuma-clan. 

de aanbelangenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanbelang
32 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be