• al·maar

almaar

  1. bij voortduring en herhaling
    • Hij heeft het almaar over zijn ex-vrouw. Zouden ze weer iets hebben? 
     "Draaiend, almaar draaiend in steeds wijdere wenteling".[1]
     Heb ik er kort na zijn dood op gezet, omdat ik in gedachten almaar zijn dode lichaam bleef zien, zoals ik dat vond in de badkuip.[2]
82 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer  , ISBN 9789025768652
  2. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be