• ach·ter·noen
enkelvoud meervoud
naamwoord achternoen achternoenen
verkleinwoord

de achternoenm

  1. maaltijd die men tussen de lunch en het diner gebruikt
  2. namiddag
  3. (krachtterm) wel goeien achternoen!: wel goeie genade
20 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]