namiddag
- na·mid·dag
- van Middelnederlands namiddach, op te vatten als samenstelling van na vz en middag zn [1]
- [1] middag opgevat als gedeelte van de dag tussen 12.00 en 18.00 uur
- [2] middag opgevat als midden van de dag, 12.00 uur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | namiddag | namiddagen |
verkleinwoord | namiddagje | namiddagjes |
de namiddag m
- (tijdrekening) (in Nederland) tijd aan het einde van de middag of in het tweede deel van de middag, ongeveer van 16.00 tot 18.00 uur
- ▸ „Het was een bewolkte, zwoele namiddag; de matrozen hingen lui op het dek rond of staarden wezenloos over het loodkleurige water. Queequeg en ik waren rustig een zogenaamde zwaardmat aan het weven als extra sjorring voor onze sloep. Om ons heen was alles zo stil en gedempt en toch ook vervuld van wat ging komen en in de lucht hing zo’n mijmerachtige betovering dat die zwijgende mannen stuk voor stuk in hun eigen onzichtbare ik leken op te gaan.[2]
- (tijdrekening) tijd na het middaguur, 12.00 uur
- De tweede betekenis "na het middaguur" is de oorspronkelijke betekenis; de eerste betekenis "laatste deel van de middag" is in Nederland de meest gangbare geworden. Bij communicatie tussen Nederlandssprekenden uit België en Nederland kan dit tot verwarring leiden.[3]
1. tijd aan het einde van de middag
- Het woord namiddag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "namiddag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rudy Ligtenberg“Ondragelijk wit” (16 april 2008), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Voormiddag, namiddag” op taaladvies.net
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be