• na·mid·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord namiddag namiddagen
verkleinwoord namiddagje namiddagjes

de namiddagm

  1. (tijdrekening) (in Nederland) tijd aan het einde van de middag of in het tweede deel van de middag, ongeveer van 16.00 tot 18.00 uur
     „Het was een bewolkte, zwoele namiddag; de matrozen hingen lui op het dek rond of staarden wezenloos over het loodkleurige water. Queequeg en ik waren rustig een zogenaamde zwaardmat aan het weven als extra sjorring voor onze sloep. Om ons heen was alles zo stil en gedempt en toch ook vervuld van wat ging komen en in de lucht hing zo’n mijmerachtige betovering dat die zwijgende mannen stuk voor stuk in hun eigen onzichtbare ik leken op te gaan.[2]
  2. (tijdrekening) tijd na het middaguur, 12.00 uur
  • De tweede betekenis "na het middaguur" is de oorspronkelijke betekenis; de eerste betekenis "laatste deel van de middag" is in Nederland de meest gangbare geworden. Bij communicatie tussen Nederlandssprekenden uit België en Nederland kan dit tot verwarring leiden.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Rudy Ligtenberg
    “Ondragelijk wit” (16 april 2008), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Voormiddag, namiddag” op taaladvies.net
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be