Nederlands

 
namiddagzon
Uitspraak
Woordafbreking
  • na·mid·dag·zon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord namiddagzon namiddagzonnen
verkleinwoord namiddagzonnetje namiddagzonnetjes

Zelfstandig naamwoord

de namiddagzonv / m

  1. de al wat verzwakkende zonneschijn op het einde van de middag
     Als we daar zo zaten in de namiddagzon, hadden we altijd even tijd nodig om een gespreksonderwerp te vinden.[2]
     Een zwart-witte kater geniet op de drempel van de namiddagzon.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron
    Tamarah Swensen
    “'Antiek heeft zijn gouden randje verloren'” (23-10-2012), Tubantia