• etter·mid·dag
Naar frequentie 1442
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ettermiddag     ettermiddagen     ettermiddager     ettermiddagene  
genitief   ettermiddags     ettermiddagens     ettermiddagers     ettermiddagenes  

ettermiddag, m

  1. (tijdrekening) middag, voormiddag, namiddag
    «Ingen fly kan regne med å komme på vingene i Danmark før fredag ettermiddag, opplyser de danske luftfartsmyndighetene Naviair.»
    Geen enkel vliegtuig kan erop rekenen om vóór vrijdagmiddag in Denemarken in het luchtruim te komen, deelt de Deense luchtvaartmaatschappij Naviair mede.


  • etter·mid·dag
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ettermiddag     ettermiddagen     ettermiddagar     ettermiddagane  

ettermiddag, m

  1. (tijdrekening) middag, voormiddag, namiddag
    «Blodbanken har ope for tapping ein ettermiddag kvar månad, for dei som ikkje har høve til å gje på dagtid.»
    De bloedbank is een middag per maand open voor bloeddonors die niet in de gelegenheid zijn om te doneren gedurende de dag.