Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • och·tend
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘(vroege) morgen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ochtend ochtenden
verkleinwoord ochtendje ochtendjes

Zelfstandig naamwoord

de ochtendm

  1. (tijdrekening) deel van de dag tussen 6.00 en 12.00 uur
    • Om 6 uur begint de ochtend of de avond.[2] 
     De volgende ochtend viel meteen op hoe stil het buiten was.[3]
     Zijn oude wolfshuid kwam goed van pas wanneer het werk in de pikzwarte ochtend begon met het verwarmen van het hout.[4]
  2. (tijdrekening) de tijd rond of kort na het opstaan
    • Ik ben in de ochtend nooit op mijn best. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "ochtend" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Hoe laat is het?, sommenfabriek.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be