• maan·dag
enkelvoud meervoud
naamwoord maandag maandagen
verkleinwoord maandagje maandagjes

de maandagm

  1. (tijdrekening), (dag) een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
    • Maandag is de meest gehate dag van de week. 
  • Een blauwe maandag.
Een korte tijd.
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


maandag

  1. (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde


maandag

  1. (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde