maondag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maondag | maondagen |
verkleinwoord |
maondag
- (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
maondag
- (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
maondag
- (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maondag | maondagen / maondaege |
verkleinwoord |
maondag
- (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
maondag
- (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
maondag
- (tijdrekening)(dag) maandag; een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde
- Zie Wikipedia voor meer informatie.