woensdag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: woensdag (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwunzdɑx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈʋunzdɑx/
Woordafbreking
- woens·dag
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands woensdach, in de betekenis van ‘vierde dag van de week’ aangetroffen vanaf 1260 [1][2]
eponiem, op te vatten als samenstelling van Wodan en "Germaanse god" en dag zn met het invoegsel -s- een leenvertaling van Latijn dies Mercurii "dag van Mercurius", waarin Wodan gelijk werd gesteld aan Mercurius
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woensdag | woensdagen |
verkleinwoord | woensdagje | woensdagjes |
Zelfstandig naamwoord
woensdag m
- (tijdrekening), (dag) een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
- Op woensdag hebben leerlingen slechts een halve dag school.
Schrijfwijzen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Gangbaarheid
- Het woord woensdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "woensdag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "woensdag" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Achterhoeks
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woensdag | woensdagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Gronings
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Schrijfwijzen
Nedersaksisch
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woensdag | woensdagen / woensdaege |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Schrijfwijzen
Synoniemen
Meer informatie
Sallands
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Stellingwerfs
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Verwante begrippen
Surinaams
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
woensdag
Dagen in het Surinaams | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
munde maandag |
tudewroko, dinsdag dinsdag |
dridewroko, woensdag woensdag |
fodewroko, donderdag donderdag |
freida vrijdag |
satra, sabat, sabatdei zaterdag |
sonde zondag |
Twents
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Schrijfwijzen
Synoniemen
Urkers
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Schrijfwijzen
Veluws
Zelfstandig naamwoord
woensdag
- (tijdrekening)(dag) woensdag; een dag van de week die na dinsdag en voor donderdag komt
Schrijfwijzen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.