Surinaams

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van sabat (sabbat) en dei (dag).

Zelfstandig naamwoord

sabatdei

  1. sabbat
  2. zaterdag


Dagen in het Surinaams
munde
maandag
tudewroko, dinsdag
dinsdag
dridewroko, woensdag
woensdag
fodewroko, donderdag
donderdag
freida
vrijdag
satra, sabat, sabatdei
zaterdag
sonde
zondag