[2] Voeding via een maagsonde (bedekte ogen ivm privicy)
[3] De sonde Galileo bij Jupiter.
  • son·de
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘peilstift’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • Via het Franse sonder van het Latijnse subandare [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sonde sondes
verkleinwoord sondetje sondetjes

de sondem

  1. (techniek), (medisch) een peilstift om een moeilijk toegankelijke ruimte binnen een lichaam te verkennen, of om er gegevens op te nemen
  2. (medisch) een instrument om voeding in vloeibare vorm toe te dienen
  3. (astronomie) een onbemand ruimtevaartuig voor de ruimteverkenning
89 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
naamwoord sonde sondes

sonde

  1. sonde
  2. zonde


 
Une sonde d'oscilloscope
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  sonde     la sonde     sondes     les sondes  

sonde v

  1. (techniek), (elektronica): meetpen, meetkop, testpen


sonde

  1. zondag


Dagen in het Surinaams
munde
maandag
tudewroko, dinsdag
dinsdag
dridewroko, woensdag
woensdag
fodewroko, donderdag
donderdag
freida
vrijdag
satra, sabat, sabatdei
zaterdag
sonde
zondag